KloosterTuinen

De bloeiende spijzen en geurende artsenijen van de monniken

Kloostertuinen deden oorspronkelijk dienst om een onafhankelijke eigen verzorging van de abdij te waarborgen. In de clausuur waren kruiden-, groente- en fruittuinen, buiten de muren wijn-, hopplanten- en kolentuinen aangelegd.

Twee kloostertuinen met een waaier aan planten zijn een attractie en behoren sinds 2018 tot het netwerk Gartenträume in Saksen-Anhalt. Beide tuinen zijn naar een voorbeeld van middeleeuwse ontwerpen en notities aangelegd. In de kruidentuin groeien ongeveer 260 soorten planten, met name geneeskundige planten. De groentetuin toont de vroegere plantendiversiteit uit groenten, granen en fruit van de tafel der monniken. De permanente tentoonstelling kloostertuinen: ontwikkeling - gebruik - symboliek in de voormalige monnikenzaal geeft inzicht in de tuinbouwgeschiedenis en toont verbindingen met geneeskunde, voeding, kunst en de bouwkunst van het klooster.

Voor kinderen zijn er in de tuin met broeder Grabolin geheimzinnige, bijzondere en sprookjesachtige dingen te beleven inzake groenten, fruit en geneeskundige planten.

Aan de zuidelijke kant van de clausuur ligt de kruidentuin. Deze werd in 1990 nieuw aangelegd. Hij is omgeven door de oude buitenmuur en biedt een zicht op de beboste uitgang van het dal. Een bedolven bron, goede klimaatgesteldheid en het voortreffelijke gedijen van zeldzame en door warmte verwende kruiden laten erop sluiten dat hier reeds in het verleden een tuin is geweest.

Op bijna 800 m2 groeien ongeveer 260 verschillende kruiden uit de middeleeuwen naar een voorbeeld van een schema van het klooster St. Gallen. De kloosterlijke kruidentuin nam vroeger als geneeskundige leverancier een erg belangrijke plaats in. Het kernstuk van de tuin vormen de met houten planken omrande verhoogde plantenbedden. Zij zorgen bij de van warmte houdende kruiden voor droge voeten, een goede bodemventilatie en een eenvoudige verzorging.

In de kruidentuin zijn veel thematische hoeken te vinden, waarin de planten werden ingedeeld - geurende en wilde kruiden, sympathieplanten, geneeskundige kruiden en specerijen en symboliekkruiden, toverplanten en kleurkruiden.

Sinds het jaar 2000 is de kruidentuin aan de oostkant van de clausuur. Dit was de klassieke plaats van kloosterlijke tuinen. In Michaelstein wordt aangenomen dat dit minstens nog tot in de 18e eeuw een bewerkt tuincomplex was. Op dit oppervlak zijn naar historische voorbeelden tot heden lang uitgestrekte wegen en plantenborders aanwezig. De circa 100 gekweekte plantensoorten representeren met name de fijne groenten en kruiden van de monnikstafel en hun normale groenten en akkervruchten. Het aanbod aan plantaardige voedingsmiddelen uit het verleden wordt met veldvruchten, granen, fruitsoorten en eetbare bloeiende planten aangevuld. Voorbeelden van ingeburgerde groenten uit de 16e tot 18e eeuw zijn toegevoegd aan de kloosterlijke groentetuin. De oorspronkelijke landbouwgrond voor de normale veldgroenten als kool en linzen kunnen buiten de kloostermuren worden vermoed. Bewaard gebleven inventarisboeken van andere kloosters maken een vergelijking van de 8e tot 16e eeuw mogelijk.

Op een rij als bij een parelketting groeien sinds 2010 historische appelsoorten op ons appelpad. Namen als Parmäne of Gravensteiner laten het hart van appelvrienden hoger slaan.

Kloostertuinen uit de middeleeuwen zijn voornamelijk keukentuinen voor kruiden, fruit en groente. Ook buiten hun clausuur kweekten de monniken o.a. hopplanten en wijntuinen, akkers voor grote groenten, granen, olie- en vezelplanten. Benedictijnen en cisterciënzers gelden tegenwoordig als de oprichters van de Europese tuinbouw. Tot het midden van de 13e eeuw zijn kloosters de enige culturele plaats voor het kweken van planten en geneeskundige planten. Wezenlijke kennis over hun tuincultuur is terug te vinden in de keukentuinen van de burchten en de plattelandsbevolking. Met de eeuwen veranderden de kloostertuinen. Het tuinaandeel neemt toe, het sier- en representatieve karakter wordt dominant, maar de kenmerken van de vormgeving blijven bewaard.

Ziekenverpleging

Het verplegen van zieken is een centrale taak van het kloosterleven. Zalven, sappen en tincturen worden uit geneeskundige kruiden volgens oude medische recepten geproduceerd. Monniken maken gebruik van kennis, bewaren en geven deze door. Nieuwe leerboeken voor de plantengeneeskunde ontstaan. Met name Hildegard von Bingen staat symbool voor de kloostergeneeskunde.

Voeding

Voedingsmiddelen moeten je geneesmiddelen en geneesmiddelen je voedingsmiddelen zijn (Hippocrates). Het beplanten en gebruik van middeleeuwse kloostertuinen is onafhankelijk van de verschillende orden, primair gericht op de bevoorrading met levensmiddelen. Normale hoofdmaaltijden en de belangrijkste dranken worden vermeld.

Symboliek

Kloostertuinen doen niet alleen dienst voor de verzorging van het lichaam, maar zijn daarnaast ook plaatsen om te ontspannen en te reflecteren. Of het nu gaat om Bijbelse maten van getallen of het afbeelden van planten, de symboliek speelt daarbij een bijzondere rol. Bij de cisterciënzers is vooral de toewijding aan Maria van belang.