Kloosterruimten

De geschiedenis van de witte monniken van Michaelstein

Begin uw reis door de tijd op het plein van de monnikengebouwen rond de kruisgang, in de clausuur, het binnenste deel van de voormalige abdij. Dit is het centrum van het klooster. De indeling van de woon- en werkkamers van de koormonniken en lekenbroeders op de begane grond van het klooster komt grotendeels overeen met het ideale plan van een cisterciënzerabdij.

Dankzij uitgebreide renovatie- en bouwwerkzaamheden in de afgelopen tijd zijn deze kamers uit de laat romaanse en gotische tijd goed bewaard gebleven. De sublieme eenvoud van een cisterciënzerabdij omringt de bezoeker op een indrukwekkende manier in het klooster, het refectorium en de kapittelzaal.

Het algemene kapittel van de cisterciënzerorde vaardigde bepalingen uit die voor alle kloosters bindend waren. Er werd vastgelegd: Dat er bij de abdijen ... enigheid was, ... de regels van de heilige Benedictus door alle uniform werden verklaard. Voorts moet men dezelfde boeken ... , dezelfde kleding, dezelfde voeding en ... boven alles dezelfde zeden en gewoonten aantreffen. Een ideaal plan voor leven en bouw was geboren, die met maar erg geringe afwijkingen bij elke nieuwe oprichting van een klooster werden nagegaan. Ook in Michaelstein ontstonden alle voor het leven en de zelfvoorziening van de broeders noodzakelijke gebouwen binnen de muren van het klooster. Net als de benedictijnen hadden de cisterciënzers zich gewijd aan het motto van bidden en werken. Hoewel er een gedifferentieerde en algemeen bindende kameropdeling en -indeling was binnen de clausuur, was de ontwikkeling op zelfvoorzienend gebied gebaseerd op de lokale omstandigheden.

De vroeggotische kloostergang met zijn ribgewelf vormt het middelpunt van de clausuur, zowel in spirituele als in communicatieve zin. Romaanse overblijfselen zijn bewaard gebleven, samen met plantelementen op de consoles en sluitstenen. De romaanse kerk en het dormitorium (slaapzaal) zijn slechts fragmentarisch bewaard gebleven. Het refectorium toont daarentegen een afwisselende opeenvolging van pilaren en zuilen met verschillende afbeeldingen van planten. Het calefactorium geeft nog steeds een idee van het eenvoudige karakter van een werkruimte. De kapittelzaal is de voormalige ruimte voor verzamelingen en conferenties van de monniken. Van het latere gebruik als kerk getuigen de rode inzegeningskruisen nog. De twee zuilen zijn prachtig versierd. Karakteristiek is de zogenoemde abtskapel, die afwijkt van het normale bouwschema van een cisterciënzers klooster. Hier zijn bovendien de enigste gotische maaswerkvensters behouden gebleven.

Bij een cisterciënzerklooster horen niet alleen de werk- en woonruimten van de clausuur, maar ook de talrijke voorzieningsgebouwen voor de zelfvoorziening van de abdij en voldoende water voor het inwinnen van energie en de verzorging van het convent. Tot heden betreedt de bezoeker het kloosterterrein door het middeleeuwse, met barokke gebouwen omgeven poortgebouw. Het daaraan aansluitende voorzieningserf toont nog steeds de economische dimensies in het middeleeuwse klooster en het klooster uit de vroege nieuwe tijd. Een bijzondere blikvanger van de economische werkzaamheden van de monniken zijn de talrijke visvijvers, op en achter het voormalige kloosterterrein. Meer dan 20 vijvers getuigen van de voormalige rijkdom aan vis en water van de monniken. Hoe het er in de middeleeuwen in het klooster precies uitzag, is niet te reconstrueren. Toch vertoont het gebouwencomplex van het voorzieningserf in verbinding met de visvijvers, kampen en grasvelden in de omgeving van het klooster een uniek kloosterlandschap.